Uitspraak
18.4276 PW, 18/4278 PW
26 juni 2018, 18/99 en 18/102 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
15 december 2014 beëindigd op de grond dat appellante per die datum niet meer in [plaatsnaam] woont.
15 december 2016 in aanmerking wil komen voor bijstand naar de norm voor een alleenstaande. Appellante en W hebben een gezamenlijke aanvraag ingediend, omdat zij van medewerkers van de gemeente [plaatsnaam] hebben begrepen dat dit ‒ gelet op de eerdere toekenning van bijstand naar de norm voor gehuwden ‒ de enige manier is dat zij in aanmerking kunnen komen voor bijstand. Appellante en W zijn het daar niet mee eens.
27 november 2017 (bestreden besluit 2), heeft het college meegedeeld dat geen dwangsom verschuldigd is, omdat het college binnen veertien dagen na de ingebrekestelling, ontvangen op 29 mei 2017, op de aanvraag heeft beslist.
artikel 3, vierde lid, van de PW, kan verder in het midden blijven nu niet is gebleken dat appellante op enig moment vóór 7 maart 2017 is afgehouden van het indienen van een aanvraag.
15 december 2016 bijstand had moeten toekennen niet slaagt.
11 mei 2017 een ingebrekestelling van appellante of W is ontvangen. Dit is gelet op de onder 4.15 weergegeven bewijslastverdeling en anders dan appellante heeft aangevoerd, voldoende om de ontvangst van het faxbericht redelijkerwijs te betwijfelen. Voorts is uit de stukken in het dossier niet gebleken dat appellante het college eerder dan met de brief van 29 mei 2017 in gebreke heeft gesteld omdat nog niet was beslist op de aanvraag van 9 maart 2017.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het beroep tegen het besluit van 27 november 2017 dat betrekking heeft op de beslissing op de aanvraag ongegrond is verklaard;
- verklaart dat beroep gegrond en vernietigt het besluit van 27 november 2017 dat betrekking heeft op de beslissing op de aanvraag voor zover het de toegepaste bijstandsnorm betreft;
- draagt het college op om in zoverre een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellante tegen het besluit van 8 juni 2017, met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat beroep tegen dat besluit alleen bij de Raad kan worden ingesteld;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellante tot een bedrag van
- bepaalt dat het college aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt van in totaal € 172,-.