ECLI:NL:CRVB:2020:2041
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstandsnorm voor gehuwden met niet-rechthebbende partner en duurzaam gescheiden leven
In deze zaak gaat het om de herziening van de bijstandsverlening aan appellant, die sinds 1999 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet (PW). Appellant is gehuwd, maar zijn echtgenote en hun minderjarige zoon wonen in Spanje. In 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders de bijstandsverlening van appellant gewijzigd naar de norm voor gehuwden met een niet-rechthebbende partner, omdat er volgens het college geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Oost-Brabant heeft de uitspraak van het college bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat appellant niet voldoende had aangetoond dat hij in een financiële noodsituatie verkeerde door de lagere uitkering.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald dat er wel degelijk sprake is van duurzaam gescheiden leven. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de argumenten van appellant niet nieuw waren en dat de rechtbank op goede gronden had geoordeeld. De Raad heeft bevestigd dat duurzaam gescheiden leven pas aan de orde is als beide echtgenoten de intentie hebben om het huwelijk te verbreken en afzonderlijk leven. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 25 augustus 2020.