ECLI:NL:CRVB:2020:2181
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- A.L. Abdoellakhan
- Rechtspraak.nl
Intrekking WIA-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die haar beroep tegen het besluit van het Uwv om haar WIA-uitkering per 3 april 2018 in te trekken, ongegrond verklaarde. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 september 2020 uitspraak gedaan. Appellante, die als verzorgende heeft gewerkt, was sinds 5 februari 2013 arbeidsongeschikt en ontving vanaf 3 februari 2015 een WIA-uitkering. Het Uwv beëindigde deze uitkering op 3 april 2018, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante heeft betoogd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld, met name in verband met artrose en psychische klachten. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende rekening hadden gehouden met de medische situatie van appellante. De Centrale Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat er geen aanknopingspunten waren om aan de conclusies van de verzekeringsarts te twijfelen. De geselecteerde functies werden als passend voor appellante beschouwd, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. De Raad wees ook het verzoek om schadevergoeding af.