ECLI:NL:CRVB:2020:2230
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische situatie en geschiktheid van appellant voor geselecteerde functies in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die zich ziek had gemeld met lichamelijke klachten, was in beroep gegaan tegen de beëindiging van zijn Ziektewet-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat de door het Uwv vastgestelde beperkingen juist waren. Appellant herhaalde in hoger beroep grotendeels de gronden die hij eerder had aangevoerd, waaronder de stelling dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn klachten. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de medische stukken geen wezenlijk ander beeld gaven van de situatie van appellant en dat de geselecteerde functies passend waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.