ECLI:NL:CRVB:2020:2238
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en herziening van bijstand op grond van de Participatiewet; schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de appellante die bijstand ontving op grond van de Participatiewet (PW) en wiens bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Enschede is ingetrokken en teruggevorderd. De intrekking en terugvordering zijn gebaseerd op de schending van de inlichtingenverplichting door appellante, die onvoldoende inzage heeft gegeven in haar financiële situatie. Het college heeft vastgesteld dat appellante in de onderzochte periodes geen pinbetalingen heeft gedaan en geen contante bedragen van haar bankrekening heeft opgenomen, wat leidde tot de conclusie dat zij niet heeft aangetoond hoe zij in haar levensonderhoud heeft voorzien.
De Raad heeft overwogen dat de bewijslast voor de intrekking van bijstand in beginsel op de bijstandverlenende instantie rust, maar dat appellante niet aan haar inlichtingenverplichting heeft voldaan. De Raad heeft vastgesteld dat appellante in de periode van 4 juni 2010 tot en met 31 december 2016 bijschrijvingen op haar bankrekening heeft ontvangen die als inkomen moeten worden aangemerkt. De Raad heeft de beslissing van het college om de bijstand te herzien en de terugvordering te handhaven, bevestigd. Tevens is de opgelegde boete van € 422,- voor de schending van de inlichtingenverplichting door het college als evenredig beoordeeld.
De uitspraak van de rechtbank, die het bestreden besluit gedeeltelijk had vernietigd, is door de Centrale Raad van Beroep bevestigd voor zover deze was aangevochten. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.