ECLI:NL:CRVB:2020:2248
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van WAO-uitkering na strafrechtelijke veroordeling voor hennepteelt
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die zijn beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Appellant ontving een WAO-uitkering, maar het Uwv had deze stopgezet en een terugvordering ingesteld omdat appellant inkomsten had ontvangen uit een hennepkwekerij. Appellant verzocht om herziening van het besluit, verwijzend naar een strafrechtelijk vonnis dat betrekking had op een kortere periode van hennepteelt. Het Uwv weigerde dit verzoek, stellende dat het vonnis geen nieuw feit was in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank bevestigde deze beslissing, en appellant ging in hoger beroep.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Raad oordeelde dat het vonnis van de strafrechter niet relevant was voor de periode waarover het Uwv de uitkering had herzien. De Raad concludeerde dat er geen nieuw feit was en dat de eerdere besluiten van het Uwv terecht waren. De financiële situatie van appellant en zijn gevoel van onrechtvaardigheid veranderden niets aan de juridische beoordeling. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af.