ECLI:NL:CRVB:2020:2346
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de functionele mogelijkheden van appellante in het kader van de WIA-uitkering na auto-ongeval
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot haar WIA-uitkering. Appellante, die zich had ziek gemeld na een auto-ongeval, betwistte de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over haar functionele mogelijkheden zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 21 juni 2018. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van deze conclusies. De Raad bevestigde dit oordeel en stelde dat het aan appellante was om de medische onderbouwing van haar klachten te weerleggen, wat zij niet had gedaan. De Raad oordeelde dat er geen aanwijzingen waren voor volledige disfunctionaliteit van appellantes rechterarm en dat zij, ondanks haar klachten, geschikt was voor de geselecteerde functies. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de urenomvang van de functies terecht was vastgesteld en dat er geen reductiefactor toegepast hoefde te worden. Appellante had geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding gaven tot twijfel aan de medische beoordeling, waardoor de Raad geen reden zag om een deskundige in te schakelen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.