In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Venlo. De appellant had een aanvraag om bijstand ingediend, die door het college was afgewezen. De Raad oordeelde dat het college niet had voldaan aan zijn onderzoeksplicht. De appellant ontving sinds 1 december 2010 bijstand, maar zijn recht op bijstand was opgeschort en later ingetrokken. Het college had de aanvraag van de appellant afgewezen op basis van onvoldoende informatie over zijn financiële situatie. De Raad constateerde dat de appellant wel degelijk informatie had verstrekt, maar dat het college onvoldoende onderzoek had gedaan naar de relevante feiten, zoals de beheersovereenkomst van de woning en de bankrekening van de moeder van de appellant. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid en niet op een deugdelijke motivering berustte. Daarom werd het besluit van het college vernietigd en werd bepaald dat de appellant met ingang van 22 maart 2018 recht had op bijstand.