ECLI:NL:CRVB:2020:2480

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
14 oktober 2020
Zaaknummer
17/3794 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv in bezwaar

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 17/3794 ZW. Het hoger beroep is ingetrokken door de appellant, omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 27 februari 2020 volledig aan de bezwaren van de appellant is tegemoetgekomen. De Raad heeft eerder op 12 februari 2020 een tussenuitspraak gedaan, gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2020:287. De appellant, vertegenwoordigd door mr. L. Boon, heeft op 23 maart 2020 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten. Het Uwv heeft geen verweer gevoerd tegen dit verzoek.

De Raad heeft, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten. De Raad overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift kan worden veroordeeld in de kosten, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv volledig aan de bezwaren van de appellant is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.

De proceskosten zijn begroot op € 1.050,- voor het beroep en € 1.050,- voor het hoger beroep, met daarnaast reiskosten van € 610,96 voor vergoeding. De totale kosten die het Uwv aan de appellant moet vergoeden, bedragen € 2.710,96. Deze uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door D. Hardonk-Prins, met K.R. van Renswoude als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 september 2020
17/3794 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
24 april 2017, 16/7044 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Polen (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft op 12 februari 2020 een tussenuitspraak gedaan, gepubliceerd onder ECLI:NL:CRVB:2020:287.
Het Uwv heeft op 27 februari 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 23 maart 2020 heeft mr. L. Boon, advocaat, namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft hiertegen geen verweer gevoerd.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 27 februari 2020 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op, € 1.050,- in beroep en € 1.050,- in hoger beroep.
De reiskosten die appellant heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank en bij de Raad komen tot een bedrag van € 610,96 voor vergoeding in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.710,96.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
23 september 2020.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) K.R. van Renswoude

TM