ECLI:NL:CRVB:2020:287
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de nawerking van de Ziektewet en de beëindiging van ziekengeld
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 februari 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die zich had beroepen op nawerking van de Ziektewet (ZW) na de beëindiging van zijn ziekengeld. Appellant, die als montagemedewerker werkzaam was, had zich op 2 maart 2013 ziek gemeld na een bedrijfsongeval. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had hem in 2014 geen recht meer op ziekengeld toegekend, omdat hij in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn loon te verdienen in andere functies. Appellant had echter geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit. In 2016 heeft hij een beroep gedaan op nawerking van de ZW, omdat zijn klachten waren toegenomen. Het Uwv heeft zijn verzoek afgewezen, wat leidde tot de rechtszaak.
De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, maar appellant ging in hoger beroep. De Centrale Raad oordeelde dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen aanleiding was om terug te komen op het eerdere besluit van 2014. De Raad benadrukte dat er ten minste drie verschillende functies ten grondslag moeten liggen aan de beoordeling van de geschiktheid van appellant voor werk. Aangezien het Uwv slechts twee functies had geselecteerd, was de motivering ontoereikend. De Raad droeg het Uwv op om het gebrek in het besluit te herstellen en opnieuw te beoordelen of er voldoende functies zijn om de beëindiging van het ziekengeld te onderbouwen.