ECLI:NL:CRVB:2020:2531
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten bewind bij persoonsgebonden budget
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering in het kader van een persoonsgebonden budget (pgb). Appellante, die onder beschermingsbewind staat, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter hoogte van € 589,15 voor kosten die de bewindvoerder in rekening bracht. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten volgens hen niet noodzakelijk waren. Appellante had de keuze om zorg in natura (ZIN) te ontvangen in plaats van een pgb, en de kosten voor bewindvoering zouden niet als noodzakelijke kosten kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij niet in staat is om zorg in natura te ontvangen vanwege eerdere negatieve ervaringen met hulpverleners en het belang van continuïteit in de zorg voor haar vijf kinderen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de keuze voor een pgb in plaats van ZIN een vrijwillige keuze is geweest en dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet kon kiezen voor ZIN. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd niet noodzakelijk zijn volgens de criteria van de Participatiewet.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door E.C.G. Okhuizen, in tegenwoordigheid van S.H.H. Slaats als griffier.