In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die zich ziek had gemeld met psychische klachten, had in het verleden een ZW-uitkering ontvangen. Het Uwv had zijn uitkering beëindigd op basis van een medisch onderzoek, waaruit bleek dat hij in staat was om meer dan 65% van zijn oude loon te verdienen. De rechtbank had de beslissing van het Uwv bevestigd, waarbij werd gesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van de appellant.
De appellant voerde in hoger beroep aan dat er ten onrechte geen verdere beperkingen waren aangenomen en dat de rechtbank de informatie van de Gezondheidsraad niet correct had beoordeeld. De Raad oordeelde echter dat de verzekeringsartsen van het Uwv de diagnose Chronisch Vermoeidheidssyndroom (CVS) hadden erkend en dat de door appellant ervaren beperkingen adequaat waren meegenomen in de beoordeling. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de vastgestelde belastbaarheid van de appellant juist was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.