In deze zaak heeft verzoekster, geboren in 1955 en wonende in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot, die kort na hun huwelijk overleed. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had haar aanvraag afgewezen, omdat verzoekster onvoldoende had meegewerkt aan het onderzoek naar de voorwaarden voor de uitkering. Verzoekster stelde dat het besluit van de Svb in strijd was met het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat er geen medisch onderzoek was verricht. De Svb verweerde zich door te stellen dat het bestreden besluit rechtmatig was en dat er geen financiële noodzaak was voor een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de Svb niet kon worden verplicht om een toekennende beslissing te nemen zolang niet was aangetoond dat aan de voorwaarden voor de nabestaandenuitkering was voldaan. De voorzieningenrechter bevestigde dat de Svb afhankelijk was van het medisch onderzoek dat door het Uwv moest worden uitgevoerd in Marokko. Aangezien het medisch onderzoek nog niet was afgerond, was er geen aanleiding voor de Svb om een beslissing te nemen. De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep van verzoekster afgewezen en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling.