ECLI:NL:CRVB:2020:2731
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en de zorgvuldigheid van medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante, die zich op 15 maart 2017 ziek had gemeld met rugklachten. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd, gebaseerd op anamnese, eigen onderzoek en medische informatie van behandelaars. Appellante stelde in hoger beroep dat zij op de datum in geding niet in staat was om haar werkzaamheden te verrichten en dat het Uwv onzorgvuldig had gehandeld door geen aanvullende medische informatie op te vragen. De Raad oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts van het Uwv en dat appellante geen nieuwe medische informatie had overgelegd die haar standpunt kon onderbouwen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.