Uitspraak
16.436 WIA
OVERWEGINGEN
€ 2.625,- in hoger beroep (5 punten) in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtshulp en op € 30,20 aan reiskosten openbaar vervoer tweede klas in beroep en hoger beroep, in totaal € 2.655,20.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar een loongerelateerde WGA-uitkering toe te kennen met een mate van arbeidsongeschiktheid van 54,08%. Appellante, die psychische klachten heeft, was voorheen werkzaam als binnendienstmedewerker en medewerker sales. Na een uitval in 2011 heeft zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen en later een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het Uwv heeft haar aanvraag in eerste instantie afgewezen, maar na een herbeoordeling in 2014 is haar een WGA-uitkering toegekend.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak de eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant vernietigd. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar de Raad oordeelt dat het bestreden besluit van het Uwv niet op een deugdelijk gemotiveerde arbeidskundige grondslag berust. De deskundige, dr. J.J.D. Tilanus, heeft in zijn rapporten aangegeven dat appellante aanzienlijke beperkingen heeft in emotionele belasting en dat er behoefte is aan een gestructureerde en veilige werkomgeving. De Raad concludeert dat de geselecteerde functies niet voldoen aan de medische indicaties voor appellante.
De Raad heeft het Uwv opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de vastgestelde beperkingen van appellante. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.655,20 bedragen. De uitspraak is gedaan op 18 november 2020.