ECLI:NL:CRVB:2020:306
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en nieuw gebleken feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een geschil over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan een werknemer die in dienst was bij appellante, een B.V. De werknemer was op 18 januari 2011 uitgevallen wegens ziekte en is per 1 september 2012 ontslagen. Appellante had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv van 9 januari 2013, maar dit bezwaar werd ingetrokken. In 2015 heeft appellante opnieuw geprobeerd om het besluit van 9 januari 2013 te herzien, maar het Uwv verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om terug te komen op het eerdere besluit. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv onjuiste mededelingen heeft gedaan, maar de Raad oordeelt dat dit niet voldoende is om het besluit van het Uwv te herzien. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellante eerder op de hoogte was van de gevolgen van de WIA-uitkering voor de gedifferentieerde Whk-premie.