ECLI:NL:CRVB:2020:3097
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op ziekengeld en belastbaarheid van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellante, die zich op 12 juni 2015 ziek meldde met rugklachten, ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 11 juli 2016 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar lichamelijke en psychische beperkingen door het Uwv zijn onderschat. De Raad heeft een deskundige benoemd die concludeerde dat appellante op de datum in geding, 11 juli 2016, niet in staat was om te werken vanwege een posttraumatische stressstoornis met dissociatieve symptomen. De deskundige stelde dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van het Uwv onvoldoende rekening hield met de beperkingen van appellante.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte de juistheid van de FML heeft onderschreven. De Raad heeft het hoger beroep van appellante gegrond verklaard, de eerdere uitspraak vernietigd en het besluit van het Uwv herroepen. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.625,- bedragen. De uitspraak bevestigt dat appellante recht heeft op doorbetaling van ziekengeld vanaf 11 september 2016.