ECLI:NL:CRVB:2020:3127
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant, die zich op 17 december 2012 ziek meldde met lichamelijke en psychische klachten. Na een herbeoordeling in 2016 concludeerde het Uwv dat appellant per 15 juni 2017 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn beperkingen. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat er geen reden was om aan de juistheid van het medisch oordeel te twijfelen. De Raad concludeert dat appellant in staat is om de geduide functies te vervullen en dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat hij onverminderd minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.