ECLI:NL:CRVB:2020:3177
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.S. van der Kolk
- G.S.M. van Duinkerken
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WAZ-uitkering na vijfjaarstermijn en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WAZ-uitkering van appellant. Appellant, die sinds november 2001 arbeidsongeschikt was door een doorbloedingsstoornis in de hersenen, ontving vanaf 15 november 2002 een WAZ-uitkering. De mate van arbeidsongeschiktheid was aanvankelijk vastgesteld op 80 tot 100%, maar naarmate appellant zijn werkzaamheden in zijn eigen bedrijf uitbreidde, werd zijn arbeidsongeschiktheid herzien. Het Uwv heeft op basis van artikel 58 van de WAZ vastgesteld dat de door appellant verrichte werkzaamheden met ingang van 1 maart 2013 als algemeen geaccepteerde werkzaamheden moeten worden aangemerkt, wat leidde tot een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 25%. Hierdoor was het Uwv verplicht om de WAZ-uitkering te beëindigen na het verstrijken van de vijfjaarstermijn, die op 1 maart 2012 afliep. De rechtbank Noord-Nederland had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad werd bevestigd. De Raad oordeelde dat de beëindiging van de uitkering met terugwerkende kracht niet in strijd was met het beginsel van rechtszekerheid, aangezien appellant sinds maart 2008 geen uitkering meer ontving. De Raad concludeerde dat het Uwv op juiste wijze had gehandeld en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd.