ECLI:NL:CRVB:2020:3327
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen terugvordering van toeslag op grond van de Toeslagenwet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om de toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) terug te vorderen. Appellante ontving een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering jonggehandicapten (Wajong) en had een toeslag voor eenoudergezinnen. Na een wijziging in haar leefvorm en het inkomen van haar partner, heeft het Uwv besloten de toeslag te beëindigen en het onterecht betaalde bedrag terug te vorderen. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard, met uitzondering van de boete die werd ingetrokken.
De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar financiële, sociale en psychische omstandigheden aanleiding geven om van terugvordering af te zien. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het Uwv op goede gronden heeft besloten om niet van terugvordering af te zien. De Raad concludeert dat appellante niet heeft aangetoond dat de terugvordering onaanvaardbare gevolgen voor haar heeft.
De uitspraak bevestigt dat de financiële situatie van appellante, hoewel moeilijk, niet onaanvaardbaar is geworden door de terugvordering. Ook de sociale en psychische omstandigheden zijn niet zodanig dat deze aanleiding geven om van terugvordering af te zien. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.