ECLI:NL:CRVB:2020:3329
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid van functies in medisch opzicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die zich op 13 april 2016 ziek meldde na een motorongeval, ontving een Ziektewet (ZW) uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 13 mei 2017 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de rechtbank.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij zwaarder beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen en dat de bevindingen van zijn verzekeringsarts aanleiding geven om een deskundige in te schakelen. De Raad heeft de medische beoordeling van het Uwv onderschreven en geconcludeerd dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) voldoende rekening houdt met de beperkingen van appellant. De Raad heeft vastgesteld dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant.
De Raad heeft het verzoek van appellant om een onafhankelijke deskundige te benoemen afgewezen, omdat er geen noodzakelijke twijfel aan de medische beoordeling van het Uwv bestond. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.