ECLI:NL:CRVB:2020:3417

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
28 december 2020
Zaaknummer
20/2708 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van hoger beroep en niet-ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft appellant op 17 oktober 2020 zijn hoger beroep bevoegdelijk en zonder enig voorbehoud ingetrokken. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen herroeping van de intrekking binnen de hoger beroepstermijn heeft plaatsgevonden en dat er geen wilsgebrek is aangetoond. Hierdoor kon de intrekking van het hoger beroep niet ongedaan worden gemaakt. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 24 juli 2020, waarin het beroep van appellant op betalingsonmacht werd afgewezen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 22 december 2020.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 december 2020
20/2708 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
24 juli 2020, 19/2862 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 13 oktober 2020 heeft de Raad appellant meegedeeld dat appellant op basis van de verstrekte gegevens niet aan de criteria voor betalingsonmacht voldoet en dat zijn beroep op betalingsonmacht wordt afgewezen.
Bij brief van 17 oktober 2020 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Bij brief van 21 oktober 2020 heeft de Raad de intrekking van het hoger beroep bevestigd.
Bij brief van 30 oktober 2020 heeft appellant meegedeeld dat hij door gebrek aan geld het hoger heeft ingetrokken. Appellant heeft de Raad verzocht hem kans te geven om het hoger beroep door te zetten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
1.1
Intrekking van een hoger beroep na afloop van een hoger beroepstermijn kan niet ongedaan worden gemaakt, tenzij de intrekking van het hoger beroep onbevoegdelijk is gedaan dan wel van een wilsgebrek sprake is, zoals dwang, dwaling of bedrog (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 februari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:517).
1.2.
Bij brief van 17 oktober 2020 heeft appellant het hoger beroep bevoegdelijk en zonder enig voorbehoud ingetrokken. Van een herroeping van de intrekking binnen de hoger beroepstermijn is geen sprake. Niet gebleken is dat de intrekking van het hoger beroep berust op een wilsgebrek. Gelet op 1.1 kon de intrekking van het hoger beroep dan ook niet ongedaan worden gemaakt.
1.3.
Uit 1.1 en 1.2 volgt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door A.M. Overbeeke, in tegenwoordigheid van N. Khachatryan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2020.
(getekend) A.M. Overbeeke
(getekend) N. Khachatryan
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.
lh