Uitspraak
18.489 AOW
OVERWEGINGEN
16 juli 2014.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had een korting van 16% op zijn AOW-pensioen gekregen, omdat hij niet verzekerd was geweest ingevolge de AOW over een bepaalde periode. De appellant heeft verzocht om terug te komen op dit besluit, maar de Raad oordeelde dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren aangevoerd die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. De Raad bevestigde dat de afwijzing van de herhaalde aanvraag niet evident onredelijk was en dat de hoorplicht niet was geschonden. De appellant had ook niet kunnen aantonen dat de getuige alsnog op een zitting moest worden gehoord, zoals gesteld in het arrest Gillissen. De Raad concludeerde dat de Svb op juiste wijze had gehandeld en dat het bestreden besluit standhield. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.