ECLI:NL:CRVB:2020:725
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na meerdere ziekmeldingen en de geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van het ziekengeld van appellante. Appellante, die als apothekersassistente werkte, had zich meerdere keren ziek gemeld met rugklachten, duizeligheid en spanningsklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van haar ziekengeld. De rechtbank Rotterdam had de eerdere besluiten van het Uwv bekrachtigd, en appellante ging in hoger beroep.
De Centrale Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de bestreden besluiten waren gebaseerd op een zorgvuldig en deugdelijk gemotiveerd medisch onderzoek. Appellante had geen objectieve medische gegevens ingebracht om haar standpunt te onderbouwen, en er was geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De Raad bevestigde dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellante, en dat de rechtbank geen fouten had gemaakt in haar beoordeling van de zaak.
De Raad concludeerde dat de hoger beroepen niet slagen en bevestigde de aangevallen uitspraken van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan.