ECLI:NL:CRVB:2020:837
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 april 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. W.H.A. Bos, heeft in hoger beroep gesteld dat hij volledig arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft in een eerder besluit vastgesteld dat appellant geen benutbare mogelijkheden had om te werken, maar dit standpunt is later herzien. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in een rapport van 25 november 2015 geconcludeerd dat appellant niet volledig arbeidsongeschikt is, wat door de Raad is bevestigd. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant op 26 april 2016 terecht heeft vastgesteld op 54,66%. De Raad heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit 2 ongegrond verklaard en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.362,50. De uitspraak van de rechtbank Limburg is vernietigd, en het beroep tegen het besluit van 25 februari 2016 is gegrond verklaard.