ECLI:NL:CRVB:2020:843
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering en de rol van medische expertise
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant. Appellant, die zich op 6 januari 2014 ziek meldde met psychische klachten, ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de Ziektewet. Na een eerstejaars ZW-beoordeling werd deze uitkering voortgezet, maar het Uwv beëindigde de uitkering per 21 mei 2015, omdat appellant meer dan 65% van zijn maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond.
Tijdens de beroepsprocedure heeft appellant een psychiatrische expertise laten uitvoeren door psychiater H.L.S.M. Busard, die significante afwijkingen constateerde ten opzichte van eerdere rapportages. De rechtbank benoemde psychiater N.J. de Mooij als onafhankelijke deskundige, maar deze kon appellant niet onderzoeken. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, omdat het medisch onderzoek zorgvuldig was verricht en er geen bewijs was dat de verzekeringsartsen ondeugdelijk hadden gehandeld.
In hoger beroep handhaafde appellant zijn standpunt dat zijn beperkingen waren onderschat en dat de beëindiging van zijn uitkering onterecht was. Hij diende nieuwe informatie in van psychiater A. Derksen, maar de Raad oordeelde dat deze informatie geen aanknopingspunten bood om de deskundige De Mooij te verzoeken om een nieuw oordeel. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, omdat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van het Uwv en de deskundigen.