ECLI:NL:CRVB:2021:1052

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
7 mei 2021
Zaaknummer
16/6159 ZW-R
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van uitspraak inzake schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep met registratienummer 16/6159 ZW-R. De uitspraak betreft een rectificatie van een eerdere uitspraak van 16 februari 2021, waarin onjuistheden waren geconstateerd. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in de procedure met 1 jaar en 11 maanden is overschreden, in plaats van de eerder genoemde 11 maanden. Dit heeft geleid tot een aanpassing van de schadevergoeding van € 1000,- naar € 2000,-. De Raad heeft partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de voorgenomen rectificatie, waarbij alleen de gemachtigde van de appellant heeft gereageerd. De andere partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen de rectificatie, waardoor de Raad heeft besloten de uitspraak te wijzigen.

De Raad heeft in de gewijzigde uitspraak de rechtsoverwegingen en beslissingen aangepast. De uitspraak vernietigt de eerdere beslissing en verklaart het beroep gegrond. De Raad herroept het besluit van 26 januari 2015 en bepaalt dat de nieuwe uitspraak in de plaats treedt van het eerdere besluit. Daarnaast is de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) veroordeeld tot betaling van € 2000,- aan de appellante als schadevergoeding, en zijn er proceskosten vergoed aan de appellante en het Uwv. De uitspraak is openbaar uitgesproken door A.T. de Kwaasteniet, met R.L. Rijnen als griffier.

Uitspraak

16/6159 ZW-R
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak tot rectificatie van de uitspraak van de Raad van 16 februari 2021, 16/6159 ZW
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats](appellante)
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) (Staat)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft, na hier door mr. O. Labordus, gemachtigde van appellant op te zijn gewezen, geconstateerd dat zijn uitspraak van 16 februari 2021 met het registratienummer 16/6159 ZW onjuistheden bevat. In overweging 6.2 van deze uitspraak staat dat de redelijke termijn met 11 maanden is overschreden. Dit moet 1 jaar en 11 maanden zijn. De schadevergoeding als gevolg van de overschrijding van de redelijke termijn is dan niet € 1000,- maar € 2000,-.
De Raad heeft daarom aanleiding gezien partijen in de gelegenheid te stellen zich schriftelijk uit te laten over een rectificatie van de uitspraak. Dit is bij brief van 9 maart 2021 aan partijen meegedeeld.
De gemachtigde van appellant heeft op 11 maart 2021 gereageerd op de brief van 9 maart 2021. De andere partijen hebben niet gereageerd, zodat de Raad, daarin meegenomen de terechte reactie van de gemachtigde van appellant, ervan uitgaat dat er geen bezwaar bestaat tegen de voorgenomen rectificatie.

OVERWEGINGEN

De Raad wijzigt in de uitspraak 16/6159 ZW de rechtsoverweging 6.2 en de beslissing als volgt:
6.2.
Voor dit geval geldt dat vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door het Uwv op 19 februari 2015 tot aan de dag van deze uitspraak 5 jaar en ruim 11 maanden zijn verstreken. In de zaak zelf noch in de opstelling van appellante zijn aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat in dit geval de totale lengte van de procedure meer dan vier jaar zou mogen bedragen. De redelijke termijn is dus met ruim 1 jaar en 11 maanden overschreden. De overschrijding in de bezwaarfase was minder dan een maand. Dat leidt tot de conclusie dat € 2.000, - ten laste van de Staat wordt gebracht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 26 augustus 2015;
- herroept het besluit van 26 januari 2015 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 26 augustus 2015;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan appellante van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 2.000,-;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 4.001,10;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 267,-;
- bepaalt dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 169,-vergoedt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep rectificeert zijn uitspraak van 16 februari 2021 als in de overwegingen is weergegeven.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2021.
(getekend) A.T. de Kwaasteniet
(getekend) R.L. Rijnen