Uitspraak
18 2057 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij met ingang van die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uwv. Appellant, die als telecom engineer werkte, had zich op 11 januari 2013 ziek gemeld vanwege lichamelijke klachten, waaronder migraine. Het Uwv had in eerdere besluiten vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de WIA-uitkering. De Raad oordeelde dat de beperkingen van appellant niet waren onderschat en dat de medische grondslag van het bestreden besluit deugdelijke was. De Raad heeft deskundigen ingeschakeld om de medische situatie van appellant te beoordelen, waarbij werd vastgesteld dat de FML van 26 oktober 2020 voldoende rekening hield met de beperkingen van appellant. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht geen urenbeperking had aangenomen en dat de aan berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellant. Daarnaast werd er een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn behandeld. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn met ongeveer 26 maanden was overschreden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 2.500,- aan appellant. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant.