In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die zich op 18 augustus 2017 ziek meldde wegens duizeligheid en een cerebraal aneurysma, was in het kader van de Ziektewet (ZW) in aanmerking gebracht voor ziekengeld. Het Uwv had vastgesteld dat appellante per 18 september 2018 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de rapporten van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundige beoordeeld. De verzekeringsartsen hebben op basis van verschillende onderzoeken en medische stukken geconcludeerd dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) een reële inschatting is van de mogelijkheden en beperkingen van appellante. De Raad volgt het standpunt van het Uwv dat de geselecteerde functies, waaronder productiemedewerker industrie, machinaal metaalbewerker en wikkelaar, medisch geschikt zijn voor appellante. De Raad oordeelt dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat appellante in staat is om deze functies te vervullen, ondanks haar gezondheidsklachten.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.