ECLI:NL:CRVB:2021:1408
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd betaalde Wajong-uitkering en de beoordeling van dringende redenen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om een te hoog bedrag aan Wajong-uitkering terug te vorderen. Appellante ontving van 1 november 2013 tot 1 november 2014 zowel salaris als Wajong-uitkering, maar het Uwv heeft vastgesteld dat de uitkering over deze periode onterecht is uitbetaald. Appellante stelde dat het voor haar niet duidelijk kon zijn dat zij een te hoog bedrag ontving, maar de Raad oordeelde dat zij zich bewust moest zijn van de gevolgen van haar inkomsten voor de Wajong-uitkering. De Raad bevestigde dat het Uwv terecht het onverschuldigde bedrag van € 14.546,06 terugvorderde. Appellante voerde ook aan dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, maar de Raad oordeelde dat de financiële situatie van appellante niet uitzonderlijk genoeg was om deze regel te doorbreken. De terugvordering vond plaats op basis van het bruto bedrag, wat volgens de geldende rechtspraak correct was. De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.