ECLI:NL:CRVB:2021:1415
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van WMO-geschiktheid
In deze zaak heeft verzoeker, die op zoek is naar een geschikte WMO-woning, het college van burgemeester en wethouders van Maastricht aangeklaagd. Verzoeker is van mening dat het college onvoldoende inspanningen levert om hem te helpen en dat hij misleid is. Hij heeft de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep verzocht om maatregelen te treffen zodat hij snel een geschikte woning kan krijgen. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat er geen hoger beroep bij de Raad in behandeling is, wat een vereiste is om een voorlopige voorziening te kunnen treffen.
De voorzieningenrechter heeft het procesverloop geschetst, waarbij verzoeker eerder hoger beroep had ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg. Dit hoger beroep is op 19 april 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Op 21 april 2021 heeft verzoeker opnieuw een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, maar de voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen basis is om dit verzoek te behandelen.
De voorzieningenrechter heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangehaald, die bepalen dat er een hoger beroep bij de Raad in behandeling moet zijn om een voorlopige voorziening te kunnen treffen. Aangezien het hoger beroep tegen de eerdere uitspraak niet-ontvankelijk is verklaard, kan de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening niet in behandeling nemen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek dan ook niet-ontvankelijk verklaard, zonder zitting, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.