In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, waarbij de bijstand van appellante over een bepaalde periode is herzien en een bedrag van € 2.468,75 is teruggevorderd. Appellante ontving sinds 4 augustus 2011 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Het college heeft vastgesteld dat appellante bijschrijvingen op haar bankrekening heeft ontvangen, maar deze niet heeft gemeld, wat leidt tot de conclusie dat zij de inlichtingenverplichting heeft geschonden. Appellante stelt dat de bijschrijvingen verband houden met de lasten van haar moeder, maar het college heeft deze niet als inkomsten aangemerkt. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de bijschrijvingen wel degelijk als middelen moeten worden beschouwd en dat appellante deze had moeten melden. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en het bestreden besluit voor zover het de boete betreft, en veroordeelt het college in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.136,-.