ECLI:NL:CRVB:2021:1635
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die zich op 1 oktober 2015 ziek meldde met lichamelijke en psychische klachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv had haar aanvraag afgewezen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellante correct waren vastgesteld. Appellante voerde in hoger beroep aan dat het Uwv haar beperkingen had onderschat en dat er geen medische informatie was opgevraagd bij haar behandelaars. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat er geen nieuwe medische informatie was overgelegd die de stelling van appellante kon onderbouwen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.