ECLI:NL:CRVB:2021:1661

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
20/781 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten van Famed, behang en inkorten van gordijnen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant had bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten die hij had gemaakt in verband met een betalingsregeling aan Famed, alsook voor de kosten van het inkorten van gordijnen en behang. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen, omdat de appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die een herbeoordeling van de aanvraag rechtvaardigden. De Raad oordeelde dat de kosten van het inkorten van gordijnen en behang geen bijzondere omstandigheden met zich meebrachten, aangezien de verhuizing van de appellant in de lijn der verwachting lag en hij al geruime tijd bijstand ontving. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt dat voor bijzondere bijstand moet worden aangetoond dat de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en dat deze niet uit het inkomen kunnen worden voldaan.

Uitspraak

20 781 PW

Datum uitspraak: 6 juli 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
14 januari 2020, 19/859 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen (college)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend. Hij heeft daarbij tevens een verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade gedaan.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2021. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.J. Olthof.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 9 oktober 2018 heeft appellant bijzondere bijstand aangevraagd in verband met een door hem aan Famed te betalen bedrag alsmede voor de kosten van kledingreparatie (bedoeld is: het inkorten van gordijnen) en behang.
1.2.
Bij besluit van 6 november 2018, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 1 maart 2019 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hij niet heeft kunnen reserveren of een lening kon afsluiten. Van een noodzakelijke verhuizing is geen sprake geweest. Om die reden wordt voor de kosten van het inkorten van gordijnen en behang geen bijzondere bijstand verleend. Voor wat betreft het aan Famed te betalen bedrag heeft het college zich op het standpunt gesteld dat dit onderdeel is van een betalingsregeling in welk verband appellant eerder ook al om bijzondere bijstand heeft verzocht. Er is dus sprake van een herhaalde aanvraag. Dat nu sprake is van een andere termijn van de betalingsregeling, doet daar niet aan af. Van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden is het college niet gebleken.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Kosten van het inkorten van gordijnen en behang
4.1.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de PW, voor zover van belang, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
4.2.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de PW dient eerst beoordeeld te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
4.3.
Tussen partijen is in geschil of de kosten van het inkorten van gordijnen en van behang voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Appellant heeft in dit verband aangevoerd dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, omdat er een noodzakelijke verhuizing heeft plaatsgevonden. Daarnaast kon hij niet reserveren voor die kosten, omdat er hij geen aflossingscapaciteit had vanwege schulden waarvoor hij een minnelijke schuldregeling heeft getroffen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.4.
De kosten van het inkorten van gordijnen en behang zijn incidentele algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau moeten worden voldaan. Ook als voor het maken van deze kosten in het individuele geval een objectieve noodzaak bestaat kan daarvoor alleen bijzondere bijstand worden verleend als sprake is van bijzondere omstandigheden en de kosten niet uit het inkomen en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. Of iemand voor de kosten heeft kunnen reserveren of de kosten via gespreide betaling achteraf kan voldoen, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.5.
De Raad heeft al eerder overwogen dat de verhuizing van appellant in de lijn der verwachting lag. Appellant stond ten tijde van de verhuizing namelijk al tien jaar als woningzoekende geregistreerd en hij was ingeschreven bij drie woningbouwverenigingen. De Raad verwijst in dit verband naar zijn uitspraak van 20 september 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3121. Bovendien ontvangt appellant al geruime tijd bijstand.
4.6.
Een beroep op artikel 43 van de Beleidsregels bijzondere bijstand 2015 kan appellant ook niet baten, omdat daaruit voortvloeit dat sprake moet zijn van een acute situatie waarin geen mogelijkheden voor reservering zijn geweest, ook wanneer sprake is van een (minnelijke) schuldregeling. Van een dergelijke acute situatie is hier, zoals volgt uit 4.3, geen sprake.
Kosten Famed
4.7.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat appellant al eerder voor de kosten van Famed bijzondere bijstand heeft aangevraagd en dat het college de onderhavige aanvraag daarom heeft kunnen aanmerken als een herhaalde aanvraag en deze aanvraag heeft kunnen afwijzen onder verwijzing naar het eerdere besluit hierover. Dat de aanvraag een (andere) termijn van de betalingsregeling betreft, maakt dit niet anders. Appellant heeft geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd die een nieuwe beoordeling van de aanvraag rechtvaardigen. De rechtbank heeft daarom met juistheid geoordeeld dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen op grond van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
4.8.
Gelet op 4.7 komt de Raad niet toe aan de beoordeling of sprake is van een schuld.
Conclusie
4.9.
Uit 4.1 tot en met 4.8 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Daarmee komt het verzoek van appellant om schadevergoeding niet voor inwilliging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap, in tegenwoordigheid van Y.S.S. Fatni als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2021.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) Y.S.S. Fatni