ECLI:NL:CRVB:2021:1687

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
20/1098 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake indicatiebesluit Wlz en herziening zorgprofiel

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) betreffende een indicatiebesluit op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz). Het CIZ had eerder een indicatie verleend voor zorgprofiel VG Wonen met intensieve begeleiding, maar heeft deze later herzien op basis van de beoordeling dat de betrokkene niet langer voldeed aan de toegangscriteria van de Wlz. De Raad oordeelde dat de intrekking of herziening van een indicatiebesluit niet kan worden gebaseerd op de beoordeling dat niet (langer) wordt voldaan aan de toegangscriteria van artikel 3.2.1 van de Wlz. De Raad benadrukte dat op grond van artikel 3.2.4 van de Wlz, de herziening van een indicatiebesluit uitsluitend kan plaatsvinden indien de verzekerde niet langer is aangewezen op de geïndiceerde zorg, wat betekent dat de zorgbehoefte van de betrokkene moet zijn gewijzigd. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel, die het CIZ had opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij het CIZ moet onderzoeken of de zorgbehoefte van de betrokkene is gewijzigd en of hij nog op de geïndiceerde zorg is aangewezen. Tevens werd CIZ veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene in hoger beroep.

Uitspraak

20.1098 WLZ

Datum uitspraak: 23 juni 2021
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 10 maart 2020, 19/786 (aangevallen uitspraak)
Partijen:

CIZ

[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
CIZ heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. T.M.J. Oosterhuis-Putter, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Beide partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2021. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mrs. S. Kersjes-van Bussel, I.M.J.G. van Maris-Kindt en J.E. Koedood. Namens betrokkene is mr. Oosterhuis-Putter verschenen, bijgestaan door [naam gedragsdeskundige], gedragsdeskundige en [naam bestuurder], bestuurder van zorginstelling [naam zorginstelling].

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 7 september 2010 heeft CIZ op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) aan betrokkene een indicatie verleend voor een zorgzwaartepakket VG05, voor de periode van 7 september 2010 tot 6 september 2015. Het in het indicatiebesluit opgenomen zorgzwaartepakket van betrokkene is met ingang van 1 januari 2015 omgezet in zorgprofiel VG Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging.
1.2.
Betrokkene heeft op 17 april 2018 een aanvraag ingediend om in aanmerking te worden gebracht voor een ander zorgprofiel. Bij besluit van 8 juni 2018 heeft CIZ deze aanvraag afgewezen, het besluit van 7 september 2010 met ingang van 8 juni 2018 ingetrokken en betrokkene over de periode van 8 juni 2018 tot en met 7 september 2018 op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) geïndiceerd voor zorgprofiel VG Wonen met begeleiding. Betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.3.
Bij besluit van 11 april 2019 (bestreden besluit) heeft CIZ het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard. Uit zorgvuldigheidsoverwegingen is besloten om de indicatie voor het zorgprofiel VG Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging nog drie maanden te continueren na het besluit van 8 juni 2018, te weten tot en met 7 september 2018. CIZ heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het indicatiebesluit mag worden herzien als blijkt dat de verzekerde niet langer op de geïndiceerde zorg is aangewezen. CIZ heeft hierbij getoetst aan de criteria van artikel 3.2.1 van de Wlz. Uit de medische adviezen van 7 juni 2018 en
4 januari 2019 blijkt dat bij betrokkene de grondslagen somatiek en lichamelijke handicap aan de orde zijn en de grondslag verstandelijke handicap niet kan worden vastgesteld. Een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht kan op grond van de grondslagen somatiek en lichamelijke handicap niet worden vastgesteld. De ook bij betrokkene vastgestelde psychiatrische problematiek biedt geen toegang tot de Wlz. Betrokkene voldoet volgens CIZ daardoor niet langer aan de toegangscriteria van artikel 3.2.1 van de Wlz. Op grond van het overgangsrecht van de Wlz blijft betrokkene wel toegang houden tot zorgprofiel VG Wonen met begeleiding. Daarom heeft CIZ betrokkene met ingang van 8 september 2018 hiervoor geïndiceerd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, met bepalingen over proceskosten en griffierecht, het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en bepaald dat CIZ een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen met inachtneming van haar uitspraak. Verder heeft de rechtbank bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat CIZ betrokkene vanaf 8 juni 2018 tot uiterlijk zes weken na het nieuw te nemen besluit op bezwaar een voorziening verstrekt zoals betrokkene tot die datum heeft ontvangen. De rechtbank heeft, voor zover van belang, overwogen dat CIZ een onjuist beoordelingskader heeft toegepast door te toetsen aan de toelatingscriteria van de Wlz. Het indicatiebesluit kan in het onderhavige geval uitsluitend worden herzien of ingetrokken op de grond dat betrokkene niet langer is aangewezen op de geïndiceerde zorg in de zin van artikel 3.2.4, aanhef en onder b, van de Wlz. Uit de memorie van toelichting bij deze bepaling volgt dat CIZ alleen dan de bevoegdheid heeft de indicatie in te trekken of te herzien als sprake is van een verbetering in de gezondheidssituatie van de betrokkene. De rechtbank heeft CIZ opgedragen onderzoek te doen naar de vraag of het zorgprofiel VG Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging nog volstaat gelet op de zorgbehoefte van betrokkene.
3.1.
CIZ heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. CIZ heeft aangevoerd dat zij op grond van artikel 3.2.4, aanhef en onder b, van de Wlz de bevoegdheid heeft om een eerder toegekende indicatie te herzien of in te trekken als de verzekerde niet langer is aangewezen op de geïndiceerde zorg. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat CIZ hiertoe alleen bevoegd is als sprake is van een verbetering van de gezondheidssituatie van de betrokkene. Bij de toepassing van artikel 3.2.4, aanhef en onder b, van de Wlz mag CIZ de zorgsituatie van de verzekerde in zijn geheel opnieuw beoordelen en hierbij toetsen aan de criteria van artikel 3.2.1 van de Wlz. Dit is ook gebeurd in de situatie van betrokkene. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat betrokkene niet voldoet aan de criteria van artikel 3.2.1 van de Wlz, omdat de grondslag verstandelijke handicap niet aan de orde is en uit de grondslagen somatiek en lichamelijke handicap geen blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht voortvloeit. Psychiatrische problematiek bood ten tijde van het bestreden besluit geen toegang tot de Wlz. Ten slotte heeft CIZ aangevoerd dat zij ook naast artikel 3.2.4 van de Wlz de bevoegdheid heeft om een indicatiebesluit te herzien. Hierbij heeft CIZ verwezen naar uitspraken van de Raad van 27 april 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BQ5018), 16 april 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:1266) en 22 december 2006 (ECLI:NL:CRVB:2006:AZ5225).
3.2.
In verweer heeft betrokkene aangevoerd dat CIZ ten onrechte heeft getoetst aan de toegangscriteria van artikel 3.2.1 van de Wlz. Op grond van artikel 3.2.4, aanhef en onder b, van de Wlz mag CIZ een indicatie uitsluitend herzien of intrekken als een betrokkene niet langer is aangewezen op de geïndiceerde zorg vanwege een verbetering van de gezondheidssituatie van de betrokkene. Dat deze situatie zich voordoet is niet gebleken. De jurisprudentie die CIZ heeft genoemd ter onderbouwing van het standpunt dat CIZ ook naast artikel 3.2.4 van de Wlz bevoegd is om een indicatiebesluit te herzien is niet van toepassing.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
In artikel 1.1.1 van de Wlz is zorg gedefinieerd als zorg en overige diensten als bedoeld in artikel 3.1.1 van de Wlz.
4.1.2.
In artikel 3.1.1, eerste lid, van de Wlz is bepaald welk vormen van zorg het op grond van de Wlz verzekerde pakket omvat.
4.1.3.
In artikel 3.2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wlz is het volgende bepaald:
“Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en
mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1° door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2° door zware regieproblemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van taken nodig heeft.”
4.1.4.
In artikel 3.2.3, eerste lid, van de Wlz is bepaald dat het recht op zorg op aanvraag van de verzekerde in een indicatiebesluit wordt vastgesteld door het CIZ. Het recht op zorg dat wordt vastgesteld in het indicatiebesluit sluit aan bij de behoefte van de verzekerde.
4.1.5.
In artikel 3.2.4, aanhef en onder b, van de Wlz is bepaald dat CIZ een indicatiebesluit kan herzien of intrekken indien CIZ vaststelt dat de verzekerde niet langer op de geïndiceerde zorg is aangewezen.
4.1.6.
In artikel 3.1.1, eerste lid, van het Besluit langdurige zorg (Blz) is bepaald dat de verzekerde die is aangewezen op zorg, recht heeft op samenhangende zorg behorende bij het bij de verzekerde best passende zorgprofiel. Bij ministeriële regeling worden zorgprofielen vastgesteld.
4.1.7.
In artikel 3.2.3, aanhef en onder c, van het Blz is bepaald dat indien de verzekerde is aangewezen op zorg, het indicatiebesluit het zorgprofiel vermeldt waarop hij is aangewezen.
4.1.8.
In artikel 2.1. van de Regeling langdurige zorg (Rlz) is bepaald dat de zorgprofielen als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Blz zijn opgenomen in bijlage A bij de Rlz.
4.2.
Met de invoering van artikel 3.2.4 van de Wlz is door de wetgever, anders dan onder de AWBZ, expliciet voorzien in een bevoegdheidsgrondslag voor CIZ om in bepaalde gevallen een eerder door CIZ afgeven indicatiebesluit te herzien of in te trekken. Met toepassing van artikel 3.2.4 van de Wlz kan CIZ zowel ambtshalve als op verzoek van de verzekerde een indicatiebesluit herzien of intrekken.
4.3.
CIZ heeft ter zitting meegedeeld dat artikel 3.2.4, aanhef en onder b, van de Wlz aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd. Een intrekking of herziening van een indicatiebesluit op grond van dit artikel kan, anders dan CIZ in hoger beroep heeft bepleit, niet worden gebaseerd op de beoordeling dat niet (langer) wordt voldaan aan de toegangscriteria van artikel 3.2.1 van de Wlz. De Raad leidt dit af uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wlz.
Zo staat in de memorie van toelichting:
“(…) De regering ziet de Wlz als het sluitstuk van de langdurige zorg. Daarom krijgen alleen mensen die blijvend zijn aangewezen op langdurige zorg conform de Wlz toegang tot de Wlz. Iemand behoudt zijn recht op zorg op grond van de Wlz in beginsel dus de rest van zijn leven (…)
Wel kan het CIZ ambtshalve herindiceren indien het vermoedt dat een indicatiebesluit op basis van onjuiste gegevens is afgegeven.
(…)
Consequentie van bovenstaande is dat een indicatiebesluit voor onbepaalde tijd geldig is en dat herindiceren niet meer nodig is, tenzij de zorgbehoefte van de cliënt wijzigt. Indien de zorgbehoefte van de cliënt wijzigt, vindt hierover doorgaans overleg plaats tussen de zorgaanbieder en de cliënt. Zorgaanbieder en cliënt zoeken in dat geval samen naar een andere invulling van de zorg. Indien de veranderde zorgvraag niet binnen de ruimte van het zorgprofiel van de cliënt kan worden opgevangen, kan de cliënt in overleg met de zorgaanbieder een herindicatie aanvragen bij het CIZ.(…)”(Kamerstukken II 2013-14, 33 891, nr. 3, blz. 16-17)
.
In de memorie van antwoord in de Eerste Kamer staat:
“(…) De Wlz is het sluitstuk van de langdurige zorg. Mensen die in aanmerking komen voor Wlz-zorg hebben een blijvende behoefte aan permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Het CIZ stelt bij de indicatie vast of er sprake is van een blijvende behoefte. Blijvend wil zeggen, van niet voorbijgaande aard. Daarnaast stelt het CIZ het zorgprofiel vast dat past bij de individuele cliëntkenmerken en zorgbehoefte. Het indicatiebesluit is voor onbepaalde tijd geldig. Het gaat hier immers om mensen die niet of niet snel beter zullen worden. Er is daarom geen reden om hen van tijd tot tijd te herindiceren. Dit komt ook tegemoet aan een veelgehoorde opmerking van cliënten namelijk dat zij, ondanks dat hun beperking of aandoening niet is veranderd, toch weer opnieuw een indicatie moeten aanvragen. In de loop van de tijd kan de zorgbehoefte van een cliënt wel veranderen. Vaak zal er sprake zijn van een zwaardere zorgbehoefte. In zo’n geval zal allereerst overleg plaatsvinden tussen de zorgaanbieder en cliënt. Zij zoeken samen naar een andere invulling van de zorg. Indien de veranderde zorgvraag niet binnen de ruimte van het zorgprofiel van de cliënt past, kan de cliënt in overleg met de zorgaanbieder een herindicatie aanvragen. De mogelijkheid tot herbeoordelen is er dus altijd.(…)”(Kamerstukken I 2014/15, 33 891, F, blz. 33)
.
De artikelsgewijze toelichting in de memorie van toelichting vermeldt over artikel 3.2.4, aanhef en onder b, van de Wlz;
“(…) Ook indien de verzekerde niet langer is aangewezen op de geïndiceerde zorg kan het CIZ het indicatiebesluit intrekken (onderdeel b). Een dergelijke herziening zal naar verwachting niet of nauwelijks voorkomen, omdat de criteria voor de Wlz zo zijn geformuleerd dat in beginsel geen sprake kan zijn van zodanige verbetering van de gezondheidssituatie van de verzekerde, dat hij daardoor niet langer aan de voorwaarden voor Wlz-zorg zou voldoen.(…)”(Kamerstukken II 2013/14, 33 891, nr. 3, blz. 152).
4.4.
Zoals de Raad reeds heeft geoordeeld in zijn uitspraak van 30 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3445, kan op grond van artikel 3.2.4, aanhef en onder b, van de Wlz, uitsluitend het niet langer aangewezen zijn op de geïndiceerde zorg een grond opleveren voor intrekking of herziening van een indicatiebesluit. Geïndiceerde zorg betreft de samenhangende zorg behorende bij het bij de verzekerde best passende zorgprofiel zoals is vastgesteld in het indicatiebesluit. Een verzekerde is hierop niet langer aangewezen indien zijn zorgbehoefte wijzigt en de zorgvraag niet langer binnen het zorgprofiel past. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld en door betrokkene is betoogd, is hiervoor niet enkel bepalend dat sprake is van een verbetering van de gezondheidssituatie van de verzekerde.
4.5.
De beroepsgrond dat CIZ ook naast artikel 3.2.4 van de Wlz de bevoegdheid heeft om een indicatie in te trekken of te herzien als sprake is van herstel van een door CIZ gemaakte fout, slaagt niet, omdat CIZ ter zitting heeft erkend dat geen sprake is van een eerder gemaakte fout met betrekking tot de indicatie van betrokkene. Ook de verwijzing door CIZ naar onder de AWBZ tot stand gekomen rechtspraak volgt de Raad niet. De indicatie van betrokkene valt onder het regime van de Wlz. Deze wet heeft, als sluitstuk van de langdurige zorg bedoeld voor mensen met een blijvende behoefte aan permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid, een ander karakter dan de AWBZ.
4.6.
Uit wat in 4.1 tot en met 4.5 is overwogen volgt dat het hoger beroep van CIZ niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak met verbetering van gronden moet worden bevestigd. CIZ moet alsnog een nieuwe beslissing op bezwaar nemen met inachtneming van – nu – de uitspraak van de Raad. CIZ dient nader te onderzoeken of de zorgbehoefte van betrokkene is gewijzigd en of hij nog op de geïndiceerde zorg is aangewezen. Indien de zorgbehoefte zodanig is gewijzigd dat de zorgvraag niet langer binnen het geïndiceerde zorgprofiel past, zal CIZ moeten onderzoeken welk ander zorgprofiel dan het best passend is voor betrokkene. Met het oog op een voortvarende afdoening van het geschil bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te bepalen dat tegen het door CIZ te nemen nieuwe besluit slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
5. Aanleiding bestaat CIZ te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. Deze worden begroot op € 1.068,- (2 punten) voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • bepaalt dat tegen de nieuwe beslissing op bezwaar slechts beroep kan worden ingesteld bij de Raad;
  • veroordeelt CIZ in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 1.068,-
  • bepaalt dat van CIZ een griffierecht van € 532,- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé als voorzitter en D.S. de Vries en H. Benek als leden, in tegenwoordigheid van M. Stumpel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2021.
(getekend) L.M. Tobé
(getekend) M. Stumpel