Uitspraak
15 februari 2019, 18/1562 en 18/1564 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
1. van 1 november 2015 tot en met 3 maart 2016;
7.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellant, die een WW-uitkering ontving, verbleef op Sint Maarten zonder dit te melden aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad oordeelde dat het appellant redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat Sint Maarten geen deel uitmaakt van Nederland en dat zijn verblijf daar invloed had op zijn recht op de WW-uitkering. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellant zijn inlichtingenplicht had geschonden, wat leidde tot de herziening van zijn uitkering en de terugvordering van een bedrag van € 35.030,08. De appellant had geen zelfstandige beroepsgronden aangevoerd tegen de hoogte van de terugvordering. Daarnaast werd een boete van € 40,- opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht, welke door de rechtbank als evenredig werd beschouwd. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De uitspraak benadrukt het belang van het melden van verblijf in het buitenland voor uitkeringsgerechtigden.