Uitspraak
18.6185 AOW, 19/1981 AOW
23 oktober 2018, 18/1038 (aangevallen uitspraak 1) en van 26 maart 2019, 18/2083 (aangevallen uitspraak 2)
OVERWEGINGEN
Op 5 augustus 2014 heeft appellant de Svb verzocht om hem op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) een ouderdomspensioen toe te kennen vanaf het moment dat hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Daarbij heeft appellant te kennen gegeven dat zijn echtgenote inkomsten uit arbeid geniet.
– gelet op de wettelijke regeling – voor appellant geen recht op een partnertoeslag ontstaat als zijn echtgenote geen inkomsten meer verwerft. De Svb heeft daarbij gewezen op een uitspraak van de Raad van 19 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:221.
– contra legem – een partnertoeslag toe moet kennen vanaf het moment waarop zijn echtgenote stopt met werken, omdat de Svb jegens hem tekort zou zijn geschoten bij het verstrekken van informatie over het recht op partnertoeslag.
– ook gelet op de betrokken uitvoeringsbelangen – niet onevenredig bezwarend.
De aangevallen uitspraken zullen worden bevestigd.