ECLI:NL:CRVB:2021:2063
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van procesbelang in hoger beroep na intrekking van besluiten door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, vertegenwoordigd door mr. W.C. de Jonge, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar Ziektewetuitkering en toeslag ten onrechte waren uitbetaald. Het Uwv had deze besluiten op 23 mei 2019 ingetrokken, waardoor de rechtbank het beroep van appellante niet ontvankelijk verklaarde wegens het ontbreken van procesbelang. Appellante stelde dat er wel degelijk procesbelang was, omdat zij een medische en arbeidsdeskundige beoordeling per 24 februari 2019 wenste. De Raad oordeelde echter dat het Uwv met het intrekken van de besluiten volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet was gekomen en dat er geen procesbelang meer bestond. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante geen nieuwe argumenten had aangedragen in hoger beroep. De uitspraak werd gedaan door T. Dompeling, met D.S. Barthel als griffier.