ECLI:NL:CRVB:2021:2090
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand en individuele inkomenstoeslag wegens verzwegen spaarrekening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand en individuele inkomenstoeslag van appellante over de periode van 13 december 2016 tot en met 31 oktober 2018. Het dagelijks bestuur van Ferm Werk heeft deze maatregelen genomen op basis van het feit dat appellante een spaarrekening had verzwegen, waardoor haar vermogen op 13 december 2016 € 30.362,15 bedroeg, wat boven de geldende norm lag. Hierdoor had appellante achteraf bezien geen recht op de bijstand en de individuele inkomenstoeslag.
De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat het dagelijks bestuur niet verplicht was om rekening te houden met een fictieve interingsnorm, wat in lijn is met de vaste rechtspraak. Appellante had in de referteperiode over relevant vermogen beschikt, en er was geen recht op de individuele inkomenstoeslag. Het beroep van appellante op eerdere rechtspraak werd verworpen, omdat de situatie in die uitspraak niet van toepassing was op haar geval. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten of voor vergoeding van wettelijke rente.