Uitspraak
OVERWEGINGEN
9 juni 2017 (bestreden besluit 4), heeft het college de IOAW-uitkering over de periode van
1 juni 2015 tot en met 30 november 2016 ingetrokken en de over die periode gemaakte kosten van uitkering tot een bedrag van in totaal € 11.145,07 van appellant teruggevorderd. Bij afzonderlijk besluit van 29 december 2016 (besluit 5), na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 9 juni 2017 (bestreden besluit 5), heeft het college de IOAW-uitkering met ingang van
1 december 2016 beëindigd (lees: ingetrokken). Het college heeft aan de bestreden besluiten 4 en 5 ten grondslag gelegd dat uit de door appellant op 24 november 2016 tegenover de sociale recherche afgelegde verklaring aannemelijk is geworden dat appellant vanaf juni 2015 niet zijn woonplaats had in de [gemeente 1] . Door hiervan geen mededeling aan het college te doen heeft appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting geschonden. Appellant had geen recht op een IOAW-uitkering van het college.
24 november 2016. Deze verklaring biedt echter geen feitelijke grondslag voor de conclusie dat appellant met ingang van 1 december 2016 niet zijn woonplaats had in de [gemeente 1] . De verklaring ziet immers enkel op de periode voorafgaand aan 24 november 2016 en zegt niets over de woonplaats van appellant in de periode van 1 december 2016 tot en met
29 december 2016.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak 3;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 9 juni 2017 gegrond en vernietigt dit besluit;
- herroept het besluit van 29 december 2016 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 9 juni 2017;
- vernietigt de aangevallen uitspraak 4;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 13 juli 2017 gegrond en vernietigt dit besluit;
- herroept het besluit van 7 maart 2017 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 13 juli 2017;
- veroordeelt het college in de kosten van appellant tot een bedrag van € 6.732,-;
- bepaalt dat het college aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 344,- vergoedt.