ECLI:NL:CRVB:2021:2116
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering ZW-uitkering op basis van geschiktheid voor eigen arbeid na medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een ZW-uitkering aan appellant. Appellant, die zich op 5 september 2016 ziek meldde met psychische klachten, had verzocht om een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) na het beëindigen van zijn dienstverband op 1 april 2017. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant per 1 april 2017 geschikt is voor zijn eigen arbeid als (algemeen) medewerker stekbedrijf. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de artsen van het Uwv de relevante medische informatie correct hadden geïnterpreteerd.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de artsen van het Uwv onvoldoende onderzoek hebben verricht naar zijn psychische beperkingen en dat zij onvoldoende waarde hebben gehecht aan de medische informatie van zijn behandelaars. Appellant heeft ook verzocht om inschakeling van een onafhankelijke deskundige en om schadevergoeding. Het Uwv heeft in verweer gesteld dat de artsen de relevante informatie wel degelijk hebben betrokken bij hun beoordeling en dat appellant geschikt is voor een soortgelijke functie bij een andere werkgever.
De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant geschikt is voor zijn eigen arbeid en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van het medisch onderzoek. De Raad heeft de beroepsgronden van appellant niet gegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.