4.4.Dat het besluit van 18 december 2017 op 20 december 2017 in de Berichtenbox is geplaatst en appellant niet tijdig bezwaar heeft gemaakt, brengt met zich mee dat moet worden bezien of redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant in verzuim was bij het indienen van bezwaar. In dit verband is het volgende van belang.
Termijnoverschrijding bij elektronisch berichtenverkeer – algemene overwegingen
4.4.1.Het elektronisch berichtenverkeer tussen burger en overheid heeft in de afgelopen jaren – kort samengevat – vele burgers overvraagd. Het is meer dan incidenteel voorgekomen dat burgers hebben gemeld elektronisch bereikbaar te zijn zonder zich in volle omvang te hebben gerealiseerd wat dit voor gevolgen had. De Raad wijst onder andere op het rapport van de Nationale Ombudsman (Ombudsman) van 17 januari 2017 “Svb: digitaliseren = informeren” met nr. 2017/001 over de communicatie van de Svb over digitalisering, en het rapport van 6 september 2017 “Hoezo
MIJNoverheid?” met nr. 2017/098 over knelpunten voor burgers bij MijnOverheid/de Berichtenbox. In zijn rapport van 17 januari 2017 heeft de Ombudsman de Svb onder andere gewezen op de belangrijke rol van de e-mailnotificatie, de actieve rol die van de Svb wordt verwacht als blijkt dat de e-mailnotificatie niet kan worden afgeleverd en de Svb aanbevolen de burger te informeren welke berichten in de Berichtenbox worden geplaatst en welke berichten per post worden verstuurd. In het rapport van 6 september 2017 heeft de Ombudsman het Ministerie van Binnenlandse Zaken geadviseerd om alle mensen die een account hebben en daaraan geen e-mailadres hebben gekoppeld, per brief te benaderen om te monitoren of geactiveerde accounts langere tijd niet worden bezocht, terwijl er nieuwe berichten in staan en via een ander kanaal contact op te nemen met de eigenaars van een dergelijk account om na te gaan of zij ervan op de hoogte zijn dat zij berichten ontvangen in de Berichtenbox. De gesignaleerde problemen hebben ook tot aanpassingen van de regeling van het elektronisch berichtenverkeer geleid, waardoor een aantal van deze problemen inmiddels is opgelost.
4.4.2.De huidige regeling is echter, ondanks de door de Ombudsman in zijn rapporten van 17 januari 2017 en 6 september 2017 afgegeven signalen omtrent het belang van de emailnotificatie, nog niet zo ingericht dat een burger die meldt dat hij langs elektronische weg voldoende bereikbaar is, daarmee automatisch aangeeft dat hij via zijn e-mail een melding wil krijgen dat er een bericht in zijn Berichtenbox is geplaatst. De burger moet hiervoor een afzonderlijke handeling (het zetten van een extra vinkje) verrichten. Dat de burger dit soms nalaat en dat dit tot het ongewenste gevolg leidt dat de burger berichten in zijn Berichtenbox ontvangt zonder dat hij hierop is gewezen, wordt inmiddels breed onderkend.
4.4.3.In het wetsvoorstel Modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer is in artikel 2:10 van de Awb als uitgangspunt een notificatieplicht neergelegd. Niet alleen moet de burger ervan op de hoogte worden gebracht dat een bericht in zijn Berichtenbox is geplaatst. Bij de notificatie moet ook informatie over aard en rechtsgevolgen van het besluit en een reactietermijn worden gegeven. Als reden voor de invoering hiervan is genoemd, dat de meeste mensen niet een zo frequent contact met de overheid hebben dat het voor de hand ligt dat zij hun elektronische postbussen net zo vaak ‘legen’ als hun fysieke brievenbus thuis of hun privémailbox. Doel van de notificatieplicht is termijnoverschrijdingen door het niet tijdig raadplegen van een bericht te voorkomen. Van een burger kan, aldus de memorie van toelichting, niet worden verwacht dat hij wekelijks zijn Berichtenbox raadpleegt als daar mogelijk enkele maanden geen bericht in zal worden geplaatst. Zie Kamerstukken II, 2018/19, 35 261, nr. 3, p 21.Wordt geen notificatie verzonden, dan kan ingevolge het voorgestelde artikel 2:22 van de Awb de termijnoverschrijding niet aan de geadresseerde worden tegengeworpen.
In het wetsvoorstel is wel voorzien in de mogelijkheid om geen notificatie te ontvangen. Een verzoek om geen notificatie te ontvangen moet echter expliciet worden gedaan.
4.4.4.De voorgestelde notificatieplicht – in wezen een uitwerking van het procedurele zorgvuldigheidsbeginsel neergelegd in artikel 3:2 van de Awb – biedt een oplossing voor het hier aan de orde zijnde probleem in gevallen waarin niet actief een vinkje is geplaatst en de plaatsing in de Berichtenbox wordt gemist. De in het wetsontwerp gekozen oplossing vindt zijn grondslag in de problemen die rijzen wanneer de betrokkene niet merkt dat een bericht in zijn Berichtenbox wordt geplaatst. De daarvoor in het wetsontwerp gegeven motivering is daarom ook voor deze en vergelijkbare zaken van belang. Immers ook ten tijde hier van belang gold dat van een belanghebbende niet kon worden verwacht dat hij wekelijks de Berichtenbox raadpleegde. De vraag is dan wat er, totdat het elektronische bestuurlijk verkeer voor de burger met meer specifieke wettelijke waarborgen is omkleed, van het bestuursorgaan en van de burger mocht en mag worden verwacht.
4.4.5.Hoewel elektronisch berichtenverkeer in de afgelopen jaren een grote vlucht heeft genomen, kan niet uit het oog worden verloren dat het elektronisch berichtenverkeer tussen burger en overheidsorgaan een relatief nieuw fenomeen is. Het elektronisch berichtenverkeer tussen burger en overheid is tot op heden niet voor alle aangelegenheden mogelijk. Evenmin kan uit het oog worden verloren dat niet alle burgers digitaal vaardig zijn en ook mogelijkheden hebben om digitaal te communiceren. Dit is extra klemmend als het gaat om burgers die om hun zaken met de overheid te regelen op hulp van derden zijn aangewezen, maar niet altijd voldoende toezicht kunnen houden op de manier waarop die derden zich van hun taak kwijten. Dit terwijl ook de in artikel 6 van het EVRM gewaarborgde toegang tot de rechter aan de orde is.
4.4.6.Het zorgvuldigheidsbeginsel genoemd in 4.4.4 en het belang van toegang tot de rechter brengen met zich mee dat, in situaties waarin een belanghebbende aangeeft dat hij elektronisch bereikbaar is voor de overheid zonder dat hij de optie heeft aangevinkt een email te willen ontvangen steeds wanneer een bericht in de Berichtenbox is geplaatst, het bestuursorgaan controleert of dit werkelijk de bedoeling van de belanghebbende is. Dit is immers voor redelijke twijfel vatbaar. Zoals volgt uit de rapporten van de Ombudsman en het wetsontwerp genoemd in 4.4.3 ligt het niet voor de hand, en heeft het ook sedert de invoering van het elektronisch verkeer tussen overheid en burger nooit voor de hand gelegen, dat een burger vrijwel wekelijks controleert of van de zijde van de overheid een bericht is ontvangen. Zonder notificatie zou dit wel moeten gebeuren, omdat de overheid niet enkel in reactie op een verzoek van een burger communiceert, maar ook op eigen initiatief voor de burger ingrijpende – vaak ook belastende – beslissingen kan nemen en in de Berichtenbox plaatsen.
4.4.7.De in 4.4.6 genoemde controle kan eenvoudig plaatsvinden, bijvoorbeeld door middel van een brief, eventueel voorafgegaan door een telefoongesprek, waarin het bestuursorgaan de burger éénmalig op de hoogte brengt van de gevolgen van zijn melding en de burger de vraag voorlegt of de melding overeenstemt met zijn bedoeling.
4.4.8.In een situatie dat een controle als bedoeld in 4.4.6 niet heeft plaatsgevonden, is niet voldaan aan de vereiste zorgvuldigheid en moet de rechtsbescherming van de burger prevaleren boven het belang van het bestuursorgaan dat is gemoeid met het vast komen te staan van de rechtsverhouding tussen deze burger en het bestuursorgaan. Artikel 6:11 van de Awb biedt hiertoe ook de mogelijkheid. Als uitgangspunt bij de toepassing van dit artikel heeft – aansluiting zoekend bij wat is neergelegd in het wetsvoorstel genoemd in 4.4.3 – te gelden dat het ontbreken van een notificatie ertoe leidt dat de indiener van een te laat bezwaar de termijnoverschrijding niet wordt tegengeworpen als hij binnen de in de Awb voorgeschreven termijn van zes weken nadat hij kennis heeft genomen van het besluit, alsnog bezwaar maakt. Voor een beperking van de termijn van zes weken tot twee weken als door de Svb bepleit ziet de Raad, gelet op de hiervoor geciteerde toelichting bij het wetsvoorstel Modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer, geen aanleiding.
4.4.9.Het in 4.4.8 genoemde uitgangspunt laat onverlet dat het bestuursorgaan aannemelijk kan maken dat er omstandigheden aanwezig zijn – zoals het willens en wetens afstand hebben gedaan van de ontvangst van een notificatie, of het geopend hebben van de Berichtenbox zonder het bericht van het bestuursorgaan te hebben gelezen – waarin voor afwijking van dit uitgangspunt aanleiding bestaat.
Toepassing op de zaak van appellant
4.5.1.Uit de beschikbare stukken is niet gebleken dat de Svb enig onderzoek heeft gedaan of enige actie heeft ondernomen om te achterhalen of appellant zonder een notificatiebericht stukken van de Svb wenste te ontvangen. Appellant is ook niet per e-mailnotificatie of per reguliere post over de plaatsing van het besluit van 18 december 2017 in de Berichtenbox geïnformeerd. Uitgangspunt is daarom dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet aan appellant kan worden tegengeworpen.
4.5.2.De overige omstandigheden van het geval geven geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Vanaf het moment dat appellant zijn Berichtenbox op 19 november 2015 heeft geactiveerd, heeft de Svb daarin twee jaar lang geen berichten geplaatst. De Svb is daarentegen alle correspondentie, waaronder ook besluiten, per post aan appellant blijven versturen. In december 2017 heeft de Svb opeens weer gebruik gemaakt van de Berichtenbox van appellant. Over deze plotselinge wijziging in de wijze van verzending is appellant niet geïnformeerd. Uit het verhandelde ter zitting begrijpt de Raad dat het zonder enige richtlijn aan de individuele behandelaar is overgelaten om per bericht een keuze te maken of dit per post zal worden verzonden of in de Berichtenbox zal worden geplaatst. De onduidelijkheid die als gevolg hiervan voor een belanghebbende kan ontstaan, behoort niet voor zijn of haar risico te komen.
Conclusie ontvankelijkheid bezwaar