ECLI:NL:CRVB:2021:2263
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering wegens arbeidsvermogen van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellante had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was afgewezen op grond van het oordeel dat zij arbeidsvermogen had. De rechtbank had de beslissing van het Uwv bekrachtigd, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd.
De appellante, geboren in 1991, heeft verschillende medische aandoeningen, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis en fibromyalgie. Het Uwv had haar uitkering op basis van de Ziektewet beëindigd en na een bezwaarprocedure was de aanvraag voor de Wajong-uitkering afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts had vastgesteld dat appellante in staat was om ten minste één uur aaneengesloten te werken en vier uur per dag belastbaar was.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij op de datum van de aanvraag geen arbeidsvermogen had. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de onderzoeken van het Uwv zorgvuldig waren en dat appellante over basale werknemersvaardigheden beschikte. De Raad bevestigde de conclusie van de rechtbank dat de aanvraag voor de Wajong-uitkering terecht was afgewezen, omdat appellante op de datum van de aanvraag mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.