ECLI:NL:CRVB:2021:2306
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake AOW-leeftijd en pensioenopbouw
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een Belgische burger, had bezwaar gemaakt tegen een pensioenoverzicht dat hem door de Sociale verzekeringsbank (Svb) was toegestuurd. Dit overzicht vermeldde dat hij verzekerd was voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) van 14 maart 1973 tot en met 17 augustus 1980, en dat zijn AOW-leeftijd minimaal 67 jaar en drie maanden zou zijn. Appellant was het niet eens met de aanvangsleeftijd van zijn pensioenopbouw, die volgens het pensioenoverzicht begon bij 17 jaar en drie maanden. Hij stelde dat zijn pensioenopbouw al op 15-jarige leeftijd was begonnen.
De Raad oordeelde dat de vermelding van de toekomstige AOW-leeftijd in het pensioenoverzicht een informatieve mededeling is en geen besluit waartegen in rechte kan worden opgekomen. Wat betreft de aanvangsleeftijd van de pensioenopbouw, bevestigde de Raad het oordeel van de rechtbank dat deze op 17 jaar en drie maanden ligt, conform artikel 7a van de AOW. De Raad wees erop dat de AOW gebaseerd is op een omslagstelsel, waardoor appellant geen rechten kan ontlenen aan de premies die hij heeft betaald. De klacht van appellant over het gebruik van een mobiele telefoon door de Svb tijdens de zitting werd niet gevolgd, en de Raad concludeerde dat er geen schending van het recht op een eerlijk proces was.
Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.