ECLI:NL:CRVB:2021:2307
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake AOW-pensioenopbouw en aanvangsleeftijd
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1955, had bezwaar gemaakt tegen een pensioenoverzicht van de Sociale verzekeringsbank (Svb) waarin zijn AOW-pensioenopbouw werd vastgesteld. De appellant was van mening dat zijn pensioenopbouw al op 15-jarige leeftijd was begonnen, terwijl de Svb dit had vastgesteld op 17 jaar. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de appellant geen rechten kan ontlenen aan de premies die hij tussen zijn 15e en 17e levensjaar heeft betaald, omdat de AOW gebaseerd is op een omslagstelsel. De Raad merkte op dat de verhoging van de aanvangsleeftijd voor de AOW-pensioenopbouw in overeenstemming is met de wetgeving en dat de appellant geen nieuwe gezichtspunten had aangedragen in hoger beroep. De Raad bevestigde dat de aanvangsleeftijd voor het ouderdomspensioen van de appellant is verschoven naar 16 jaar en 4 maanden, waardoor hij recht heeft op AOW met ingang van juli 2021. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.