ECLI:NL:CRVB:2021:2362
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen intrekking AIO-aanvulling en terugvordering door Sociale Verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 september 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van verzoekster tegen de intrekking van haar AIO-aanvulling door de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Verzoekster ontving aanvankelijk bijstand in de vorm van een AIO-aanvulling, maar de Svb heeft deze introkken op basis van de kostendelersnorm, omdat haar zoon en schoondochter op haar adres stonden ingeschreven. Verzoekster heeft betoogd dat haar zoon en schoondochter niet bij haar woonden, maar slechts tijdelijk logeerden tijdens het verlenen van zorg. De rechtbank Rotterdam had het beroep van verzoekster tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, waarna verzoekster in hoger beroep ging.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de Svb onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de stelling dat de zoon en schoondochter hun hoofdverblijf bij verzoekster hadden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de inschrijving in de basisregistratie personen (Brp) niet doorslaggevend is en dat de Svb had moeten nagaan of er feitelijk sprake was van een hoofdverblijf. De gegevens die de Svb had aangevoerd, zoals het inlichtingenformulier en de zorguren, waren niet voldoende om de intrekking van de AIO-aanvulling te rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de Raad het beroep van verzoekster gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het besluit van de Svb herroepen. De Svb werd ook veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van verzoekster, die in totaal € 4.060,- bedroegen. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat er geen noodzaak voor was. De uitspraak werd gedaan door F. Hoogendijk, in tegenwoordigheid van griffier B. van Dijk.