Uitspraak
19.4586 ZW, 19/4964 ZW
21 oktober 2019, 19/82 (aangevallen uitspraak 1) en 19/86 (aangevallen uitspraak 2) en uitspraak op de verzoeken om veroordeling tot vergoeding van schade
OVERWEGINGEN
16 mei 2018. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet meer in staat is zijn eigen werk te verrichten en heeft vervolgens de functies textielproductenmaker
(SBC-code 111160), inpakker (SBC-code 111190) en medewerker tuinbouw
(SBC-code 111010) geselecteerd. Op basis van deze drie functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep berekend dat appellant een resterende verdiencapaciteit heeft van 70,09%. Het Uwv heeft bij besluit van 5 juni 2018 (besluit 1) vastgesteld dat appellant met ingang van 6 juli 2018 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 27 november 2018 (bestreden besluit 1) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van 26 november 2018 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 22 november 2018 aan de FML nog een beperking toegevoegd. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geoordeeld dat de geselecteerde functies ook met inachtneming van de FML van 22 november 2018 in medisch opzicht geschikt worden geacht voor appellant.
(SBC-code 111190). Bij besluit van 5 november 2018 (besluit 2) heeft het Uwv geweigerd appellant een ZW-uitkering toe te kennen per 18 september 2018. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 10 december 2018 (bestreden besluit 2) ongegrond verklaard. Aan bestreden besluit 2 ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 7 december 2018 ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht de functie van textielproductenmaker (SBC-code 111160) ook geschikt voor appellant. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding gezien om af te wijken van het standpunt van de verzekeringsarts.
19.4586 ZW
1 juni 2018 van de anesthesioloog in zijn beoordeling heeft betrokken. De verzekeringsarts heeft appellant vanwege zijn lage rugklachten beperkt geacht voor frequent zwaar tillen vanaf de grond en algemeen fysiek zware werkzaamheden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hieraan in de FML van 22 november 2018 nog een beperking toegevoegd voor een langdurig gedwongen zithouding (beoordelingspunt 5.11.1). Hierdoor is beroepsmatig chauffeuren niet mogelijk.
5 november 2018 gemeld dat de rugklachten ongewijzigd zijn. Bovendien wijst de brief van de neuroloog van 28 januari 2019 niet in deze richting, aangezien de neuroloog heeft vermeld dat bij lichamelijk onderzoek aan de onderste extremiteiten geen sprake is van parese en dat de sensibiliteit ongestoord is. Gelet op deze omstandigheden heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat de door appellant ingebrachte informatie geen aanleiding geeft voor een gewijzigd standpunt over de belastbaarheid van appellant. Er is geen aanleiding om aan de juistheid van deze conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen. Het rapport van 27 mei 2019 van bedrijfsarts Overwater is opgesteld in het kader van de Participatiewet en betreft een ander beoordelingskader. Aan de conclusie van Overwater dat hij voor appellant geen mogelijkheden ziet voor een duurzame participatie in betaalde arbeid, kan dan ook in de onderhavige zaak niet de waarde wordt gehecht, die appellant hieraan gehecht wil zien. Nu er geen aanleiding is voor twijfel aan de juistheid van het medisch oordeel van het Uwv, wordt het verzoek van appellant om een onafhankelijke deskundige in te schakelen, afgewezen.
(SBC-code 111010) in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. Dit betekent dat het Uwv terecht het ziekengeld van appellant per 6 juli 2018 heeft beëindigd.