ECLI:NL:CRVB:2021:2611
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, vastgesteld op 55,97%. Appellant had zich ziek gemeld op 23 november 2009 en ontving een loongerelateerde WGA-uitkering. Na een herbeoordeling door het Uwv werd de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 55,48%, wat appellant betwistte. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarop hij in hoger beroep ging. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundigen voldoende gemotiveerd was en dat er geen reden was om de FML te wijzigen. Appellant voerde aan dat zijn schouder- en rugproblemen, psychische klachten en de gevolgen van een TIA onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling. De Raad bevestigde echter dat de verzekeringsartsen de klachten van appellant in hun beoordeling hadden betrokken en dat de geselecteerde functies passend waren binnen de vastgestelde beperkingen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.