ECLI:NL:CRVB:2021:266

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
17-4908 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een maatwerkvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Holland. Appellant had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), maar het college van burgemeester en wethouders van Den Helder had deze aanvraag afgewezen. De Raad oordeelde dat het college terecht had besloten dat appellant niet in aanmerking kwam voor de maatwerkvoorziening, omdat hij geen beperkingen had in zijn zelfredzaamheid en participatie. Appellant had betoogd dat hij recht had op een maatwerkvoorziening omdat hij vrijheid had bij het kiezen van zijn hulpverlener, maar de Raad verwierp dit argument. De Raad stelde vast dat de Wmo 2015 een gelijkwaardige toegang biedt tot zowel persoonsgebonden budgetten als zorg in natura, maar dat deze keuzevrijheid pas aan de orde is als iemand in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, wat in dit geval niet het geval was.

Tijdens de zitting op 9 december 2020 werd door de gemachtigde van appellant aangevoerd dat het onderzoek onzorgvuldig was geweest. De Raad oordeelde echter dat deze grond als tardief moest worden aangemerkt, omdat deze pas ter zitting was ingebracht en eerder in de procedure had kunnen worden aangevoerd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit L.M. Tobé als voorzitter, D.S. de Vries en H. Benek als leden, met B.H.B. Verheul als griffier.

Uitspraak

17.4908 WMO15

Datum uitspraak: 10 februari 2021
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 9 juni 2017, 16/4530 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Den Helder (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft [naam] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Op 16 oktober 2018 heeft mr. K. Wevers zich als opvolgend gemachtigde van appellant gesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft - gedeeltelijk via videobellen - plaatsgevonden op 9 december 2020. Appellant is met zijn begeleider [naam] verschenen, bijgestaan door mr. Wevers. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.B. Holtjer.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft zich op 18 maart 2016 bij het college gemeld voor een maatwerkvoorziening als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Naar aanleiding van deze melding hebben de consulenten Wmo [naam consulent 1] en [naam consulent 2] de ondersteuningsbehoefte van appellant onderzocht en hun bevindingen neergelegd in een gespreksverslag. De melding is vervolgens omgezet in een aanvraag.
1.2.
Bij besluit van 8 juni 2016 heeft het college de verzochte maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding afgewezen. Volgens het college is er bij appellant geen sprake van beperkingen in relatie tot de zelfredzaamheid bij noodzakelijke en dagelijkse levensverrichtingen en/of het voeren van een huishouden.
1.3.
Bij besluit van 23 september 2016 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 8 juni 2016 ongegrond verklaard. Appellant voldoet volgens het college niet aan de voorwaarden om voor een maatwerkvoorziening in aanmerking te komen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad is van oordeel dat het college terecht heeft beslist dat appellant niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, omdat hij geen beperkingen heeft in zijn zelfredzaamheid en participatie. In wat appellant naar voren heeft gebracht, ziet de Raad geen aanknopingspunten voor aan ander oordeel. Het betoog van appellant dat hij vrijheid heeft bij het kiezen van zijn hulpverlener en dat het college daarom een maatwerkvoorziening moet verstrekken en de gemaakte uren voor hulpverlening moet uitbetalen, slaagt niet. De Wmo 2015 biedt een gelijkwaardige toegang tot het persoonsgebonden budget (pgb) en zorg in natura. Dit om iemand die ondersteuning nodig heeft zoveel mogelijk ruimte te geven om de ondersteuning naar eigen wens in te vullen. De keuzevrijheid om met een pgb zelf ondersteuning in te kopen, is echter pas aan de orde als iemand in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening
.Bij appellant is dit niet het geval.
4.2.
Ter zitting van 9 december 2020 heeft de gemachtigde van appellant naar voren gebracht dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. De Raad is van oordeel dat deze eerst ter zitting naar voren gebrachte grond als tardief moet worden aangemerkt. De beginselen van een goede procesorde verzetten zich tegen beoordeling van deze grond. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat de gemachtigde van appellant zich reeds op 16 oktober 2018 als gemachtigde heeft gesteld en deze grond (veel) eerder in de procedure had kunnen aanvoeren.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé als voorzitter en D.S. de Vries en H. Benek als leden, in tegenwoordigheid van B.H.B. Verheul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2021.
(getekend) L.M. Tobé
(getekend) B.H.B. Verheul