ECLI:NL:CRVB:2021:267
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding op grond van zelfredzaamheid en participatie
In deze zaak heeft appellant op 23 februari 2016 een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college van burgemeester en wethouders van Den Helder heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellant volgens hen geen beperkingen ondervindt in zijn zelfredzaamheid en participatie. De indicatieadviseur Wmo heeft de situatie van appellant onderzocht en geconcludeerd dat hij volledig zelfstandig is en participeert in de maatschappij. Appellant heeft hiertegen beroep aangetekend, maar de rechtbank Noord-Holland heeft het beroep ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het onderzoek niet zorgvuldig is geweest. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het college voldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan. De indicatieadviseur heeft met appellant gesproken en zijn situatie in kaart gebracht, waarbij ook de begeleider van appellant aanwezig was. De Raad heeft vastgesteld dat appellant zelfredzaam is en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van de indicatieadviseur. De enkele verwijzing van de huisarts naar de begeleider van appellant is niet voldoende om aan te nemen dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening.
De Raad heeft het hoger beroep verworpen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit L.M. Tobé als voorzitter en D.S. de Vries en H. Benek als leden, in aanwezigheid van griffier B.H.B. Verheul. De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 februari 2021.