ECLI:NL:CRVB:2021:267

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
17/6862 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding op grond van zelfredzaamheid en participatie

In deze zaak heeft appellant op 23 februari 2016 een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college van burgemeester en wethouders van Den Helder heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellant volgens hen geen beperkingen ondervindt in zijn zelfredzaamheid en participatie. De indicatieadviseur Wmo heeft de situatie van appellant onderzocht en geconcludeerd dat hij volledig zelfstandig is en participeert in de maatschappij. Appellant heeft hiertegen beroep aangetekend, maar de rechtbank Noord-Holland heeft het beroep ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het onderzoek niet zorgvuldig is geweest. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het college voldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan. De indicatieadviseur heeft met appellant gesproken en zijn situatie in kaart gebracht, waarbij ook de begeleider van appellant aanwezig was. De Raad heeft vastgesteld dat appellant zelfredzaam is en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van de indicatieadviseur. De enkele verwijzing van de huisarts naar de begeleider van appellant is niet voldoende om aan te nemen dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening.

De Raad heeft het hoger beroep verworpen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit L.M. Tobé als voorzitter en D.S. de Vries en H. Benek als leden, in aanwezigheid van griffier B.H.B. Verheul. De beslissing is openbaar uitgesproken op 10 februari 2021.

Uitspraak

17.6862 WMO15

Datum uitspraak: 10 februari 2021
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 21 september 2017, 16/4157 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Den Helder (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft [naam begeleider] hoger beroep ingesteld en stukken ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Op 23 november 2020 heeft mr. K. Wevers zich als opvolgend gemachtigde gesteld en de gronden aangevuld.
Het onderzoek ter zitting heeft - gedeeltelijk via videobellen - plaatsgevonden op 9 december 2020. Appellant is met zijn voormalig begeleider [naam begeleider] verschenen, bijgestaan door mr. Wevers. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.B. Holtjer.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft zich op 23 februari 2016 bij het college gemeld voor een maatwerkvoorziening als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Naar aanleiding van deze melding heeft [naam indicatie adviseur] , indicatieadviseur Wmo, de ondersteuningsbehoefte van appellant onderzocht en zijn bevindingen neergelegd in een rapport van 30 maart 2016. De melding is vervolgens omgezet in een aanvraag.
1.2.
Bij besluit van 12 april 2016, gehandhaafd bij besluit van 27 juli 2016 (bestreden besluit), heeft het college de verzochte maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding afgewezen. Volgens het college ondervindt appellant geen beperkingen in zijn zelfredzaamheid en participatie.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft in hoger beroep -kort samengevat - aangevoerd dat het onderzoek niet zorgvuldig is geweest.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad is van oordeel dat het college voldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de situatie van appellant. De indicatieadviseur Wmo heeft met appellant gesproken. Bij dit gesprek was ook begeleider [naam begeleider] aanwezig. Vervolgens heeft hij de hulpvraag en situatie van appellant nader in kaart gebracht. De adviseur heeft daarna geconcludeerd dat appellant geen beperkingen heeft in zijn zelfredzaamheid, dat hij geheel zelfstandig is en dat hij participeert in de maatschappij. Op de hoorzitting heeft appellant, in aanwezigheid van [naam begeleider] , ook te kennen gegeven dat hij zelfredzaam is. Er bestaat geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de indicatieadviseur. Ook in hoger beroep heeft appellant deze conclusies niet met (medische) stukken bestreden. Anders dan appellant heeft betoogd, maakt de enkele, in beroep overgelegde, niet nader gespecificeerde verwijzing van de huisarts naar [naam begeleider] , niet dat hij reeds daarom in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening.
4.2.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door L.M. Tobé als voorzitter en D.S. de Vries en H. Benek als leden, in tegenwoordigheid van B.H.B. Verheul als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2021.
(getekend) L.M. Tobé
(getekend) B.H.B. Verheul